Pieter de Leeuw is schrijver en bovenal vader van Marijn (17) en Anne (15). In de rubriek Voetbalvader schrijft hij wat hij langs de velden ziet bij de teams van zijn kinderen.
Er is geen trainer die zich niet op een dag afvraagt of hij een late afmelding over zijn kant moet laten gaan. "Sorry voor de late afmelding, maar .." Wat doe je als trainer? Is het verstandig om je schouders op te halen, even nijdig een paar keer een bal tegen de paal te schieten en het daarna in gedachten recht te praten met de leeftijd van het meisje? Of is genoeg, genoeg en is de tijd gekomen om op je strepen te gaan staan.
Het is dinsdagavond, een paar minuten voor zes. Het is koud, er staat een onaangename wind, maar de regen valt ergens anders. De meiden komen alleen of in groepjes het veld op. Altijd een fijn moment. Zeker als het donker is en de lampen allang zijn aangegaan. Ik zeg hun namen, vraag soms hoe het met ze gaat en zie dat Jasmijn als eerste een bal pakt en ondertussen over het WK begint te praten, over de verloren wedstrijd van Argentinië en het optreden van De Ligt. Zij is een echt voetbalmeisje. Als even later, in de rij voor een afwerkoefening, Nadia het nieuws brengt dat door Black Friday de mascara in het Kruidvat zeventig procent goedkoper is deze week, zie ik Jasmijn verwonderd kijken en haar hoofd schudden.
Ik hou niet van de warming up. Tenminste, ik hou niet van een rondje om het veld. Ik vind het ook niks om naar te kijken. Wat wel zo verstandig is, want zelfs mijn compromis van één rondje om een half veld is voor sommigen al te veel. Meestal werp ik ergens halverwege een blik op de groep, roep ik: 'Hallo meiden.' Ze versnellen, maar even later komen ze wandelend terug en beginnen ze voor de vorm aan de rek- en strekoefeningen.
Sowieso is een afmelding lastig om mee om te gaan. In vorige jaargangen haalde ik wel eens opgelucht adem als een onopgevoed heksje het niet redde om naar de training te komen, maar daarvan is allang geen sprake meer. Wat kun je zeggen van een blessure? 'Ik heb te veel last van mijn enkel, dus ik ben er helaas niet bij.' Je leest het, je zucht, het eerste wat je denkt, is: ik geloof er helemaal niks van. Maar dat hou je voor jezelf natuurlijk. Je zal wel moeten. Gelukkig zijn het er maar een paar die er steeds niet bij zijn. En de meiden zijn ook niet achterlijk. 'Wat heeft ze nou weer voor excuus?', vragen ze misprijzend.
Als het rekken en strekken klaar is, doen we een positiespel. Op een klein veld gooien ze in twee teams zo vaak mogelijk de bal naar elkaar over. Ik sta met mijn handen in de zakken van mijn warme coachjas langs de kant en roep dat ergens anders de ruimte ligt en meer van dat soort trainerszinnetjes. Aan de afmeldingen denk ik allang niet meer. Er zijn veertien meiden dus wat is er om over te zeuren? Even later doe ik hetzelfde spel, maar nu met de voeten. Dat is een stuk moeilijker. Meteen wordt er meer gebabbeld. 'Meiden, meiden' roep ik. Ze lachen. Even wat drinken dan maar. We lopen naar de dug-out waar de jassen en de tassen liggen. Jasmijn kijkt op haar telefoon wat de stand bij Mexico-Polen is. Ik neem een slok water en ga een paar meter verderop staan. We hebben zeker nog een halfuur.